top of page

DIGITALE BASISVAARDIGHEDEN

laatste update op 31-maart-2018

De docent beschikt over de digitale basisvaardigheden om ICT in het onderwijs effectief te kunnen inzetten in lessituaties én in de onderwijsorganisatie. Deze vaardigheden zijn gebaseerd op de digitale basisvaardigheden die voor de hele Nederlandse beroepsbevolking van toepassing zijn. Deze basisvaardigheden zijn voorwaardelijk om ICT effectief in te kunnen zetten in het leren, lesgeven en organiseren van onderwijs.

2.1) Hardware

2.1.1) De docent toont aan diverse hardware te kunnen benoemen, aansluiten en bedienen.

Tijdens het interview zal het geen probleem voor mij zijn om de benodigde hardware aan te sluiten op de laptop. Ik heb voldoende kennis en ervaring om dit soort hardware aan te sluiten en gebruiken. Als ICT'er ben ik mijn hele carrière al bezig met verschillende hardware en software; en is dat onderzoeken, aanleren en gebruiken normaal geworden. Ik kan bijvoorbeeld de verschillende onderdelen uit een computer opnoemen en deze van scratch in elkaar zetten.

Als computernerd is de eerste gedachte aan hardware de onderdelen van een computer. Hierboven zie je onderdelen uit een computer: processor, moederbord, intern geheugen, videokaart, harde schijven, optische schijven, voeding en kast.

Uiteraard kan ik zelfgemaakte foto's, zowel van de telefoon als met een camera, op de computer zetten. Een uitvoering zie je bij subindicator 1.1, waar ik de foto's van een Kahoot gemaakt heb met mijn telefoon (Samsung S6 Edge) en deze op mijn werk laptop heb gezet; tot slot heb ik deze foto's geüpload naar Wix.

2.2) Software

2.2.1) De docent toont aan over algemene kennis van ICT te beschikken en de vaardigheden ten aanzien van bestandsbeheer te beheersen.

Daar waar ik een gestructureerd persoon ben en alles op orde wil hebben, verzorg ik ook altijd een mappenstructuur die logisch is voor mezelf waardoor ik nooit hoef te zoeken naar bestanden. Op mijn werk laptop heb ik alle bestanden in Mijn Documenten staan, zie hieronder een voorbeeld van mijn mappenstructuur die betrekking heeft tot mijn vakken en lessen:

Vervolgens een voorbeeld van mijn mappenstructuur voor een deel van de bestanden voor de PDG opleiding:

In bovenstaande afbeeldingen is ook te zien dat ik verschillende software kan installeren, binnen Deltion, op mijn eigen werk laptop. Het programma dat gebruikt is om de eerste foto hierboven te maken heet FileZilla. Daarnaast kan je ook in de afbeeldingen terug zien dat ik zelf Google Drive gebruik als Cloud dienst t.b.v. back-ups maken van mijn bestanden.

Ik kan de meest gangbare extensies benoemen en uitleggen met welke programma's ze geopend kunnen worden. Daarnaast kan ik uitleggen hoe je bestandsnaamextensies aan kan zetten in Windows, om zo gemakkelijk te zien wat voor een extensie een bestand heeft; maar ook om gemakkelijker een extensie te veranderen (denk bijvoorbeeld een .txt bestand aanmaken, en vervolgens hernoemen naar .html of .php).

2.2.2) De docent toont aan dat hij de vaardigheden beheerst om met software effectieve samenwerking en communicatie tot stand te brengen.

In andere subindicatoren heb ik Google Drive en Skype (for Business) al aan de orde laten komen. Naast deze programma's gebruik ik ook OneDrive en FileZilla voor het delen van bestanden. Programma's zoals Microsoft Sharepoint en Dropbox heb ik voorheen regelmatig gebruikt, maar gebruik ik de laatste tijd minder vaak.

Het voeren van (groeps)gesprekken doen wij tijdens virtuele lessen met het programma Skype for Business, waardoor Skype uiteraard (ook) geen probleem is. Voorheen gebruikte ik Skype veel om te communiceren, maar tegenwoordig gebruik ik Discord meer; hier heb ik ook een eigen server van. Thuis had ik geregeld problemen met Skype tijdens groepsgesprekken, waardoor ik technische geluidsproblemen kreeg. Toen Discord wat meer hot werd ben ik over gestapt op Discord. Je ziet dat veel studenten nu ook allemaal communiceren via WhatsApp en Discord, waar ik dus naadloos op aansluit. Voorheen heb ik gewerkt met Microsoft Lync, maar tegenwoordig niet meer.

2.2.3) De docent toont aan dat hij kan omgaan met standaard kantoortoepassingen: tekstverwerkers, spreadsheetprogramma’s en presentatiesoftware.

Door mijn beroepsproducten in Word te maken laat ik zien dat ik overweg kan met tekstverwerkers.

Ik gebruik mijn eigen stijl in de beroepsproducten en voeg een automatisch gegenereerde inhoudsopgave toe.

Hier rechts zie je een voorbeeld in de vorm van mijn Plan van Aanpak.

In onderstaande afbeelding is te zien dat ik gebruik weet te maken van een (online) programma genaamd Google Spreadsheets. Binnen het spreadsheet zie je dat we gebruik maakten van een puntensysteem waarbij naast toetsen en opdrachten ook inzet werd meegenomen in de beoordeling. Je ziet dat bij de laatste 4 kolommen cijfers worden berekend middels formules, bijvoorbeeld voor AL6:

 

=IF(Z6="", "", IF(Z6/2 < 1, 1, Z6/2))

Wat neerkomt op: als de toets gemaakt is door deze student (en er dus punten in de Z kolom staan) dan berekenen we die punten gedeeld door 2 (aangezien het totaal aantal te behalen punten 20 was), is de uitkomst daarvan onder een 1 dan wordt er een 1 ingevuld, anders de uitkomst zelf. Zoals je ziet worden die getallen ook netjes geformatteerd als cijfers, afgerond op één decimaal achter de komma. En tot slot zie je ook dat er automatisch velden een kleur krijgen op basis van de behaalde punten in kolom D.

Voor ons beroepsproduct Aan de slag hebben we een workshop gemaakt over de online presentatietool Prezi (Next). Via de volgende link kun je onze Prezi zien die we gebruikt hebben tijdens de workshop: https://prezi.com/view/ppENNHnxZeOatC6Rmj5A/.

2.2.4) De docent toont aan dat hij een presentatie kan ondersteunen door gebruik te maken van software en hardware.

Zoals zojuist genoemd hebben we met onze workshop een presentatie gegeven via Prezi Next. Deze Prezi hebben we gemaakt en gegeven middels de benodigde hard- en software. Daarnaast heb ik aan het einde van mijn excursie naar IBM de studenten een online enquête laten invullen via Google Forms.

2.2.5) De docent toont aan dat hij kan werken met de elektronische leeromgeving, portfoliosoftware, (leerling gerelateerde) administratieve systemen van de school.

Regelmatig gebruik ik N@tschool voor mijn vakken. Zo ook voor bijvoorbeeld C# in semester 2 voor de eerstejaars. Ik had afgelopen jaar de beslissing gemaakt om een individueel project om te zetten naar een duo project. De gedachte was hier simpel, de eerstejaars studenten hadden nog totaal niet samengewerkt en dat is voor mij een belangrijk aspect van de opleiding en de richting waarin wij doceren. Daarnaast wilde ik de basis van Scrum alvast aan de studenten uitleggen zodat ze hiermee leerde werken; dan heb ik het niet over het volledige plaatje van Scrum, maar alleen de basis. Ik heb vervolgens een projectomgeving in N@tschool ingericht waar elk duo kon inloggen en hun progressie en sprints in kon bijhouden.

Daarnaast gebruik ik de programma's RAPiD, RiS en SB op dagelijkse basis. Hieronder heb ik afbeeldingen opgenomen waar in te zien valt dat ik de benodigde vaardigheden heb om hier goed gebruik van te maken.

2.2.6) De docent toont aan dat hij educatieve software, serious games en mobiele apps kan inzetten.

Tijdens de voorbereiding van de les probeer ik altijd na te denken over of er mogelijkheden zijn om de stof nog beter eigen te maken, te verankeren. Bij een lesvoorbereiding van Object Oriented Programming (OOP) deed ik dit ook. Zonder al teveel uit te weiden over wat OOP is, wanneer de studenten de basis van programmeren bezitten leren we ze een methodiek aan genaamd OOP die zorgt voor een modulaire opzet waarbij code o.a. beter te beheren is. Binnen OOP zitten allerlei objecten met hun unieke eigenschappen en uit te voeren taken. Denk bijvoorbeeld aan een stoel die een eigenschap hoogte heeft, en breedte. De stoel kan staan, maar kan ook gevallen zijn; er is dus een uit te voeren taak waarbij de stoel komt te vallen. Voor de studenten is het van boven naar beneden programmeren (procedural) naar OOP een hele grote stap, waardoor de stof ook lastig uit te leggen is en eigen te maken is.

Ik heb toen besloten om het aan een (serious) game te hangen en uit te leggen. Het is namelijk zo dat in elke game verschillende objecten zitten met hun unieke eigenschappen en dingen die uitgevoerd kunnen worden. Bedenk bijvoorbeeld een game met een character dat je speelt die een x aantal leven heeft en een positie waar die is, maar waar je dus ook mee kan lopen. Aan de hand van hun favoriete game, die ze mogen opstarten, krijgen ze de opdracht om te kijken naar objecten met hun unieke eigenschappen en uit te voeren taken. Op deze manier verankeren ze de gegeven theorie middels hun eigen favoriete game. Het voordeel hiervan is ook dat het leermateriaal aansluit op de student en waarbij de student zelf kan bepalen welk niveau, welke interesse en welk tempo hij hier zal inzetten.

2.2.7) De docent toont aan dat hij foto’s, video’s en audio digitaal kan maken, bewerken/converteren, publiceren en delen.

Ik ben technisch op de hoogte van het scannen, van niet-digitale foto's of teksten om deze te digitaliseren. Op school via de printers is er een mogelijkheid om de scan naar je e-mail adres te sturen. Thuis heb ik ook een all-in-one printer waarmee scannen tot de mogelijkheden behoort.

Zoals bij meerdere subindicatoren te zien is kan ik middels een digitale camera of telefoon foto's maken en deze op de computer zetten. Wanneer ik deze foto's dien te bewerken gebruik ik daarvoor Adobe Photoshop. Ik geef ook een vak genaamd FrontEnd 1, waarin ik de basis principes van Adobe Photoshop aan de studenten leer.

Hetzelfde verhaal geldt voor het opnemen en bewerken van video's. Middels een digitale camera die ik bezit, of telefoon, weet ik video's te maken; ook te zien geweest tijdens SVIB opnamen, en deze te bewerken. Als bewerkingsprogramma gebruik ik Adobe Premiere Pro.

Het online publiceren van materiaal is voor mij geen enkel probleem. Middels mijn eigen webhosting is dit sowieso een mogelijkheid voor me, maar ook via o.a. WiX en YouTube is dit geen uitdaging meer.

2.2.8) De docent toont aan dat hij kan werken met digitale toetssystemen.

De meeste vakken die ik verzorg hebben niet op een betrouwbare manier de mogelijkheid om een digitale toets af te nemen en te evalueren. Dit heeft met name te maken dat we te maken hebben met programmeercode die middels meerdere manier hetzelfde goede resultaat kunnen opleveren. Ik heb hier gekeken naar een programma zoals repl.it, dit wilde ik namelijk ook gebruiken voor mijn beroepsproduct Toetsen en beoordelen, maar helaas bleek dit niet genoeg validiteit en betrouwbaarheid te hebben om toe te kunnen passen.

Voor het vak Database Skills 1 gaat de basis toets meer over theorie dan het daadwerkelijk toepassen, waardoor deze toets uitermate geschikt is voor het digitaal afnemen. Voor deze summatieve toets heb ik Socrative gebruikt. In de toets worden zowel open vragen gesteld, als ook multiple choice en waar/niet waar vragen.

2.3) Storingen

2.3.1) De docent is in staat om kleine storingen zelf te benoemen en/of te verhelpen.

Als doorsnee ICT'er zijn die kleine storingen normaal geworden om te kunnen oplossen. Als Applicatie Ontwikkelaar dien je niet alleen code goed te kunnen ontwikkelen, je zal ook regelmatig storingen moeten kunnen oplossen op je eigen computer. Als docent bij een ICT opleiding verwachten studenten dat je ze met alle storingen kan helpen, klein of groot. Het oplossen van storingen is voor mij natuurlijk geworden waardoor het lastiger word om zo voorbeelden te benoemen, maar toch hieronder een greep die me te binnen schieten:

  • De beamer het scherm niet (correct) weergeeft. Ik weet hoe ik de instellingen van mijn laptop moet zetten om dit goed voor elkaar te krijgen, maar ook het instellen van bijvoorbeeld resolutie is geen probleem;

  • Het oplossen van traagheid van de computer, of volledig vastlopen;

  • Het oplossen van virussen op de computer;

  • Verbinding maken met een draadloos netwerk, ook wanneer die problemen geeft;

  • Bestanden worden standaard geopend met het verkeerde programma;

  • Problemen met de drivers van stuurprogramma's;

bottom of page